Patiënten met prostaatkanker adviseren

De diagnose van prostaatkanker brengt diepgaande angstgevoelens met zich mee voor een patiënt en zijn familie. Helaas bestaat er niet zoiets als een universele behandeling voor prostaatkanker. De behandeling moet worden gekozen op basis van een globale benadering van de patiënt en niet alleen op basis van zijn kanker. Zijn antecedenten, zijn filosofie, zijn angsten en zijn verwachtingen zijn doorslaggevend bij de keuze van de behandeling. De huisarts is de gesprekspartner bij uitstek omdat hij op de hoogte is van alle belangrijke aspecten van het patiëntendossier.

De coördinerende verpleegkundige voor oncologische zorgen en de psycho-oncoloog zijn belangrijke betrokkenen die de patiënt kunnen helpen bij zijn beslissing. Alle patiënten en kankers vragen om een individuele aanpak. Daarom geven we hieronder een overzicht van enkele belangrijke elementen.

Bij de diagnose van de kanker en het aanvatten van een follow-upstrategie zijn twee vragen/stappen van belang.

  • Is onmiddellijke behandeling noodzakelijk?

Gezien de langzame progressie van de meeste prostaatkankers is een dringende behandeling maar zelden nodig, met uitzondering van symptomatische uitgezaaide kankers. In alle andere gevallen moeten we de tijd nemen om de patiënt de voor- en nadelen van een onmiddellijke behandeling goed uit te leggen. Bij meer dan een derde van de door screening ontdekte kankers gaat het om weinig agressieve kankers die baat kunnen hebben bij eenvoudige follow-up.

  • Welke lokale behandeling kiezen wanneer behandeling nodig is?

We herinneren eraan dat alleen lokale behandeling de kanker kan genezen. Hormoontherapie op zich is geen curatieve behandeling. Zelfs bij een oudere man is het mogelijk om, zo nodig, in alle veiligheid een lokale behandeling toe te dienen. Bij gebrek aan vergelijkende studies is het moeilijk om de oncologische resultaten van chirurgie, uitwendige bestralingstherapie en brachytherapie in volgorde van succes te rangschikken.

In het algemeen kunnen we het volgende zeggen

  • curietherapie moet worden beperkt tot matig agressieve kleine kankers (Gleason ≤ 7) bij patiënten met een prostaatvolume ≤ 50 cc en zonder plasklachten
  • bij totale of radicale prostatectomie is het van belang om een brede excisie en een curage van de lymfeklieren uit te voeren bij PSA > 20 ng/ml, Gleason-score ≥ 8, of bij klinische extracapsulaire invasie (cT3a). In het geval van een positieve resectiemarge kan het nodig zijn om de behandeling met bestraling af te ronden. Aan de andere kant is hormoontherapie zelden geïndiceerd direct na een radicale prostatectomie, met uitzondering van patiënten met uitgebreide lymfatische invasie.
  • Uitwendige bestralingstherapie moet worden gecombineerd met hormoontherapie gedurende zes maanden tot drie jaar, te beginnen vóór de behandeling bij een PSA-gehalte ≥ 20 ng/ml of Gleason-score ≥ 8 in het geval van extracapsulaire extensie.

Belangrijk is dat de uiteindelijke keuze bij de patiënt, en niet bij de therapeut ligt. Sommige patiënten willen hun tumor laten verwijderen terwijl andere patiënten hier minder behoefte aan hebben. Ook het belang van het seksleven is een niet te verwaarlozen element van de therapeutische beslissing. De patiënt moet in alle gevallen worden aangemoedigd om meerdere specialisten (urologen, radiotherapeuten) te raadplegen (second opinion) en om met zijn familie en vrienden te overleggen. Het is vooral zaak dat hij geen overhaaste beslissing neemt.